Bijbel

Gelijkenissen

Sommige omschrijvingen passen niet op één regel.
Daarom is de omschrijving op twee regels geplaatst.
Het linkje zit in de eerste regel. De studie omvat ook de tweede regel.

1- Matth. 13:1-23 – Gelijkenis van de zaaier
2 – Matth. 13:24-30 + 13:36-43 – Gelijkenis van het onkruid
3 – Matth. 13:31-33 – Gelijkenis van het mosterd zaad + van het zuurdesem
4 – Matth. 13:44-46 – Gelijkenis v/d schat i/d akker + parel van grote waarde
5 – Matth. 13:47-53 – Gelijkenis van het visnet + van de Schriftgeleerde
6 – Matth. 20:1-16 – Gelijkenis v/d arbeiders in de wijngaard
7 – Matth. 21:33-45 – Gelijkenis van de boze wijngaardeniers
8 – Matth. 22:1-14 – Gelijkenis van de koninklijke bruiloft
9 – Luk. 14:15-24 – Gelijkenis van het grote avondmaal +
      Luk. 18:18 – Gelijkenis van de onrechtvaardige rechter
10 – Luk. 18:9-14 – Gelijkenis v/d farizeeër en de tollenaar +
       Matth. 21:28-31 – Gelijkenis van de twee zonen
11 – Matth. 18:21-35 – Gelijkenis v/d onbarmharige dienstknecht +
        Luk. 13:6-9 – Gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom
12 – Luk. 15:1-7 – Gelijkenis van het verloren schaap
13 – Luk. 15:8-10 – Gelijkenis van de verloren penning
14 – Luk. 15:11-31 – Gelijkenis van de verloren zoon
15 – Matth. 18:2-14 – Gelijkenis van het afgedwaalde schaap
16 – Joh. 10:1-18 – Gelijkenis van de goede Herder
17 – Luk. 16:1-13 – Gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester
18 – Luk. 10:25-37 – Gelijkenis van de barmhartige Samaritaan
19 – Luk. 12:13-21 – Gelijkenis van de rijke dwaas +
        Luk. 16:19-30 – Gelijkenis v/d rijke man en de arme Lazarus
20 – Luk. 19:11-27 – Gelijkenis van de 10 ponden +
        Luk. 5:36-39 – Gelijkenis v/d nieuwe lap en de nieuwe wijn
21 – Luk. 12:35-48 – Gelijkenis v/d trouwe en ontrouwe dienstknecht
22 – Matth. 25:1-13 – Gelijkenis v/d wijze en dwaze maagden
23 – Matt. 25:14-30 – Gelijkenis van de talenten
24 – Matth. 11:16-19 – Gelijkenis van dit geslacht en de kinderkens +
       Matth. 7:24-27 – Gelijkenis van de wijze en de dwaze huisbouwer
25 – Matth. 15:1-20 – Gelijkenis van ’t verontreinigen met mond en handen +
        Luk. 14:7-11 – Gelijkenis v/d genodigden tot de maaltijd
26 – Luk. 4:16-32  + Joh. 16:16-22, 25, 29